Inzichten

Sprookjes van onze soort: een tour in de verte door de geschiedenis van de mensheid

Inhoud

Kutlu Taskin Tuna

Oprichter van Learnable., een strategisch communicatiebureau uit Hasselt.

Sinds Socrates ons aanspoorde “Ken uzelf”, zijn we verstrikt geraakt in het construeren van het “Wie ben ik?”-sprookje.

Profielfoto van Kutlu
Banksy

Tweeduizend jaar zijn voorbij gevlogen en nog steeds begrijpen we onszelf niet. Psychologen, levenscoaches, Ayahuasca, LSD, yoga zijn nu ook in de metaverses wat ik vergelijk met de opiumreizen die de Engelsen oplegden aan de Chinezen: ze vormen droomwerelden voor onze dubbele identiteiten.

Terwijl we zoeken naar onze weg in de identiteitenindustrie, ondervinden we als homo sapiens meer dan ooit (niet in absolute aantallen, maar relatief/procentueel) zelfmoord, depressie, slapeloosheid, alcohol- en drugsverslaving.

De oorzaak is de ziekelijke toestand waarin we ons als individu bevinden. Het in twijfel trekken van instellingen en van de orde, komt niet in ons op of past niet in onze agenda…

Een duidelijk voorbeeld van de reactie van de gevestigde orde op de vrijheidsstrijd van de generatie van ’68, zag ik jaren geleden op de poster in een foto die genomen is in de wachtkamer van een polikliniek:

“Iedereen probeert de wereld te veranderen, de uitdaging is om jezelf te veranderen.”

Wil je de orde veranderen? Dan ben je schuldig.

Je bent onaangepast, ziek. Je bent… raar.

Heb je problemen op het werk? Dat kan niet, er is een preventieadviseur.

Corporate is heilig!

Onze oplossing voor stijgende criminaliteit is vrij absurd: meer gevangenissen!

De orde is fundamenteel toch?

Instellingen mogen niet in twijfel worden getrokken. 

De student buist, niet de school of de leerkracht. 

Stemden de meeste kiezers niet? Dan zijn die apolitiek.

Het feit dat de gevestigde orde wordt gedelegitimeerd – vooral door de reacties van jongeren die zeggen “Ik ga niet meespelen in jullie spel, ik stem niet” – wordt genegeerd… 

Terwijl de kloof met de nieuwe generaties groter wordt, blijven de machthebbers onverschillig voor hun eigen arrogantie en herhalen ze hun sprookjes van democratie.

"Democratie" in dienst van het kapitalisme

Het taalgebruik van ons democratie-verhaal – en ik gebruik het woord ‘verhaal’ hier niet in een kritische zin – is in de loop van de geschiedenis voortdurend veranderd.

De militaire, slavenhoudende, vrouwonvriendelijke orde van Athene werd democratie genoemd. De eenmansregeringen van Modi en Poetin worden ook democratie genoemd. In de afgelopen tien jaar werd de term democratie ook toegekend aan de regimes in de VS, Israël, Polen en vele andere landen waar de macht zich concentreert in het uitvoerend orgaan ten koste van de wetgevende en rechterlijke macht.

Hun gemeenschappelijkheid is hun ongenoemde transformatie in verschillende vormen van plutocratie, oligarchie en autocratie.

Is het redden van de ingestorte banken door de VS na de financiële crisis van 2008 door geld bij te drukken (35 biljoen dollar!) geen slavernij van het kapitaal? 

Met hun sprookjes over de ‘economische crisis’, die ze als een tijdelijke ziekte voorstellen, verhullen ze dat democratie niet langer in staat is het kapitalisme te controleren, maar in plaats daarvan in zijn dienst staat.

Banksy

Onze sprookjes van verbondenheid zoals seksuele identiteit, religie, ideologie en natiestaat beginnen hun overtuigingskracht te verliezen, dus zal ik ze hier slechts in enkele zinnen aanstippen.

Ze bevinden zich allemaal in hun verlengingen. Niemand geeft nog om ideologieën, religieuze identiteiten zijn omgekeerd evenredig met het stijgende opleidingsniveau. Het laatste aantal van onze seksuele identiteiten gaat ver voorbij LGBTQ+. De natiestaat is te klein om de problemen van onze planeet aan te pakken, en te groot om zich bezig te houden met lokale problemen.

De staat blijft staande door zijn recht op geweld tegenover zijn volk.

De sprookjes van nationaliteit worden vooral gebroken door migratie.

Welke Parisienne gelooft er nog in de oproep tot uitsluiting in het Franse nationale volkslied, de Marseillaise – net als alle andere volksliederen -, terwijl één op de vier inwoners Arabisch of Afrikaans van oorsprong is:

“Te wapen, burgers!
Vormt uw bataljons!
Laten we marcheren, marcheren,
Zodat het onreine bloed
onze voren doordrenkt”

De meesten van ons zijn zich al lang bewust van wat ik nu schrijf. Wat ik in dit artikel echt wil aanstippen, zijn de sprookjes die we niet eens overwegen te betwisten, die we al jaren, sommigen zelfs eeuwen, herhalen en internaliseren. Het feit dat zelfs kapitalisten de sprookjes van het kapitalisme beginnen te betwisten, opent de weg naar het bouwen van een nieuwe wereld.

De werkelijk gevaarlijke sprookjes zijn degenen die we niet betwisten…

De Sociale Functie van Intelligentietests

Banksy

Een van onze modieuze sprookjes, dat ook binnen mijn interessegebied valt en waar ik mijzelf na het starten van mijn carrière in heb verdiept en later spijt van had, zijn intelligentietests. 

Hoewel er duizenden definities van intelligentie zijn, is het toevluchtsoord voor psychologen als volgt: “Intelligentie is wat intelligentietests meten.” 

Laat me het idee van het intelligentiesprookje samenvatten met een citaat van Lewis Terman, de ontwikkelaar van de nu veelgebruikte Stanford-Binet test: “Mexicanen, Hispanic afstammelingen en zwarten hebben een lage intelligentie en deze achterlijkheid is erfelijk in deze rassen. Als we onze staat willen beschermen, moeten we de groei van de populatie van mensen met een lage intelligentie stoppen.”

Testresultaten bewijzen Termans sprookje. 

De intelligentiescores van rijken en stadsbewoners, vooral degenen die vertrouwd zijn met de westerse cultuur, zijn overal gemiddeld hoger dan die van armen, minderheden en plattelandsbewoners. Bewakers van de gevestigde orde rechtvaardigen maatschappelijke ongelijkheid met de camouflage van intelligentietests en verdedigen het zogenaamde rechtvaardige karakter van een meritocratisch systeem. De massa’s, die gedwongen worden tot passiviteit door het geloof in het sprookje van intelligentietests, worden slachtoffer van de verwachtingspatronen van het systeem.

We zijn tekortgeschoten in het begrijpen van onze plaats in de wereld en het universum door ons bezig te houden met de producten van sprookjesfabrikanten. Laat staan tekortschieten, we zijn niet eens in staat om ons in te schrijven voor school.

Voor de geologen James Hutton (1726-1797) en Charles Lyell (1797-1895) op het toneel verschenen, en dankzij de invloed van de christelijke wereld, was het wijdverbreide idee dat onze wereld in 4004 voor Christus door God was geschapen. Ze wisten zelfs de exacte datum: 23 oktober!

Ondanks de Copernicaanse revolutie kunnen we ons niet gemakkelijk ontdoen van onze oude sprookjes. In de Verenigde Staten gelooft volgens een enquête van de National Science Foundation (NSF) uit 2019 ongeveer een op de vier volwassenen (23%) dat de zon om de aarde draait. Nog steeds in de Verenigde Staten gelooft volgens een enquête van de National Dairy Industry (NDI) 7% van de bevolking dat chocolademelk van bruine koeien komt.

We weerstaan andere mogelijke werelden met onze sprookjes

Het kost tijd om onszelf te zien in de context van onze wereld en het universum. We staan aan de rand om een multiplanetaire soort te worden. Maar ondanks het feit dat we geconfronteerd worden met het zesde uitsterven in het antropoceen tijdperk door klimaatverandering, en ondanks de schreeuw van de generatie vertegenwoordigd door de 20-jarige klimaatactiviste Greta Thunberg, missen we het bewustzijn van het zijn van een planetaire soort.

De ramp lijkt zich af te spelen in een ander rijk, alsof het niet in ons huis is. We zitten in een soort egoïsme, vergelijkbaar met hoe een pasgeboren baby de wereld om zich heen alleen kan leren kennen door wat dan ook in zijn handen en mond te stoppen.

Wie weet hoe oud onze wereld is, hoeveel jaar we nog over hebben tot de zon haar opslokt, en wat de naam is van onze dichtstbijzijnde sterrenbuur? Wie zijn onze buren in de Melkweg? Hoe lijken we op beren, bijen, olifanten, walvissen? Wat kunnen we leren van hen om onze levenscultuur te verrijken? Terwijl we verbaasd leren dat bomen met hun wortels communiceren voor solidariteit, dat olifanten altruïstisch gedrag vertonen tegenover andere soorten, dat vrouwelijke leeuwen voor de welpen van hun prooi kunnen zorgen, zijn er velen van ons die nog steeds geloven in het 

Albrecht Altdorfer, De slag om Alexander; 1529

sprookje van de wet van de jungle dat Darwin ontkent.

We zijn slachtoffers van onze eentonigheid, gelovend in onze sprookjes en handelend zoals onze sprookjes van ons verwachten. We weerstaan andere mogelijke werelden met onze sprookjes.

Het sprookje van geweld

Verfpallet

We geloven dat onze soort agressief is. 

Ja, dat zijn we. 

Maar met ons sprookje dat ‘agressie in de mens onvermijdelijk is’, nodigen we uit tot agressie, tot oorlogen. 

Velen zijn niet optimistisch over de toekomst van onze soort, die 70.000 jaar geleden uit Afrika vertrok en zich over de hele wereld verspreidde. Hoewel andere soorten alleen geweld gebruiken tegen andere soorten om te overleven, wordt ons verteld dat wij de enige soort zijn die zonder reden aanvalt, niet zonder geweld kan leven, en systematisch wreed is. 

“Als de mens zou verdwijnen, zou de wereld beter af zijn”, zeggen ze.

Vanuit die logica is oorlog onvermijdelijk. 

Oorlog is toegestaan.

Oorlogshaaien kijken naar chimpansees, waarmee ons DNA voor 98,8% overeenkomt, en prediken dat geweld in onze soort onvermijdelijk is. 

Dit argument is ongeldig sinds we in de jaren ’70 onze evolutionair even naaste verwanten, de bonobo’s, “ontdekten”. Integendeel, bij bonobo’s is oorlog niet onvermijdelijk, maar vrede. 

In plaats van ruzie te maken in agressie-opwekkende situaties, hebben ze seks. Ze bedrijven de liefde om de spanning te verminderen. Evolutionair gezien is oorlog niet onvermijdelijk. Ons sprookje liegt. Maar wat vertelt het sprookje dat in onze cultuur wreedheid onvermijdelijk maakt?

Het laatste ijstijdperk is bijna voorbij…

In het tijdperk van de jagers-verzamelaars waren we zowel jagers als gejaagden. We kennen onze prooi van onze grottekeningen in Altamira, Spanje en Lascaux, Frankrijk: mammoeten, herten, bizons. 

Dezelfde tekeningen laten ook zien dat we elkaar niet opjaagden. Alsof we het leven wilden teruggeven aan de dieren die we moesten doden om te overleven, hebben we hun schedels, skeletten en huiden samengebracht om “graven” te maken. In tekeningen gemaakt over tienduizenden jaren is er geen enkele afbeelding van een mens die een andere mens aanvalt. In honderden grottekeningen gevonden op drie continenten, jaagt de mens niet op de mens. De mens vecht niet tegen de mens. Ja, er zijn archeologische aanwijzingen voor ons doden van elkaar, voor ons kannibalisme, en voor de resten van defensieve fortachtige constructies. Maar niet op de schaal die we zien in latere samenlevingen.

We zijn geobsedeerd door oorlog, bijna als een pornoverslaving. 

Kijk naar onze bibliotheken. De schappen staan vol met boeken over oorlog, terwijl de weinige boeken over vrede worden afgedaan als geschreven door “activisten tegen het systeem”. 

De Eerste Wereldoorlog is al meer dan honderd jaar geleden beëindigd. Terwijl er nog steeds boeken worden geschreven over de oorzaken ervan, zul je geen boeken vinden die de vreedzame perioden van onze geschiedenis onderzoeken. Er is geen “psychologie van vrede” in tegenstelling tot de militaire psychologie die gericht is op het winnen van oorlogen!

Net als de IJslandse saga’s, Scandinavische legendes en Indiase epen zoals de Mahabharata gebaseerd zijn op oorlog. Hoewel de held van de Mahabharata, Arjuna, weigert te vechten en weerstand biedt tegen het opnemen van het zwaard, wordt hij overtuigd door het motto “je kunt niet ontsnappen aan je lot”. Wat oorlog mogelijk maakt, is dat we ervan overtuigd zijn dat die onvermijdelijk is. Maar in onze soort is agressie noch cultureel onvermijdelijk noch erfelijk.

Wij, die met geblinddoekte ogen tegenover elkaar worden geplaatst, zijn van nature zo vredelievend dat we de oorlog, als een plotsklaps stoppende storm, in het heetst van de strijd kunnen stoppen. Net zoals een voetbalwedstrijd eindigt met het fluitsignaal van de scheidsrechter, zo eindigde de Eerste Wereldoorlog precies om 11 uur ’s ochtends. Een verslag uit het dagboek van een Britse soldaat: “Het vuren stopte op de laatste seconde van het tiende uur. Een Duitse soldaat schoot met zijn machinegeweer op de Britse linies tot de laatste minuut van de oorlog. Toen de tijd om was, klom hij uit zijn loopgraaf. Hij nam zijn helm af. Hij groette beleefd voor de vijanden tegen wie hij jarenlang had gevochten. Hij draaide zich om en ging weg.”

De wereld gaat ook goed vooruit

Een andere wereld is mogelijk.

De oorlogsverklarende ouderen. De stervende, dodende jongeren. Tot waar? Voor het eerst in de geschiedenis van onze soort is de positie van de jeugd veranderd. Het ouderlijk gezag wankelt. In tegenstelling tot de perioden van jagen-verzamelen, landbouw en industrie, leren we nieuwe technologieën van de jongeren. De meester-leerling relatie is omgekeerd. Vrede kan dichterbij zijn dan ooit.

De laatste slaven van de orde, kinderen en jongeren, bevrijden zichzelf. Als alleen volwassenen hun hand uitsteken in plaats van zich zoals gewoonlijk tegen hen te keren. Zoals we dieren hebben getemd, zo tuchtigen we ook onze kinderen. Laat het sprookje van “er is geen respect meer” eindigen wanneer ze worden uitgedaagd met de verwachting van onderwerping aan de ouderen. Het blijven vergroten van de kloof tussen jong en oud, tussen volwassenen met hun buik vol en jongeren zonder toekomstperspectieven, is geen goed teken.

Arjuna, de held van de Mahabharata, die het vechten weigert, die het optuigen van een zwaard weerstaat, wordt overtuigd door de mantra “je kunt niet ontsnappen aan je lot”. Het is onze overtuiging dat oorlog onvermijdelijk is, en die maakt het net mogelijk. Maar agressie is in onze soort noch cultureel onvermijdelijk, noch erfelijk.

Aan het begin van de 20e eeuw was militaire dienst in Europa verplicht, naar het front gaan was eervol. Jongeren die niet wilden vechten, werden geëxecuteerd. Staten kunnen vandaag de dag geen soldaten vinden voor hun oorlogen. Verplichte dienst is afgeschaft. De staat is afhankelijk van huursoldaten. Gewetensbezwaar is een recht. Noch mannen in uniform in de markt, noch meisjes die vallen voor mannen in uniform. De straten zijn verciviliseerd. De dagen van het rinkelen van zwaarden op bals, van sultans en koningen aan het hoofd van hun legers, van marsen en oorlogsuitzwaai-ceremonies zijn verworden tot geschiedenis. Er is geen publiek meer voor heroïsche soldatenfilms. Jongeren willen niet sterven, ze willen niet doden. We leven in een wereld die steeds meer neigt naar burgerlijke ongehoorzaamheid in plaats van schieten namens de staat.

Dit zijn primeurs in de geschiedenis van onze soort. De wereld gaat ook de goede kant op, maar we willen het niet zien. We zijn vastgelopen in onze sprookjes. Wij zijn het die in de zaal van de VN-Veiligheidsraad de woorden “Oorlogen beginnen in het menselijk brein, daar moeten ze gestopt worden” hebben geschreven, maar ook wij zijn het die ze ontkennen.

Sprookjes van Rousseau en Hobbes

Ongelijkheid is al eeuwenlang een van de fundamentele problemen van onze soort. Is het onvermijdelijk? Ons verhaal, dat we sinds de Verlichting hebben aangenomen, stelt dat in jager-verzamelaarssamenlevingen delen, gelijkheid en leiderloosheid dominant waren, terwijl ongelijkheid begon met landbouw en verstedelijking, waar het concept van waarde en privébezit leidden tot de heerschappij van elites, koningen en oorlogen. In ons verhaal dat van Jean-Jacques Rousseau en Thomas Hobbes tot vandaag is gekomen, droomt Rousseau van de tijd van de jager-verzamelaar waarin de mens van nature goed en met oog voor gelijkheid heerst, terwijl Hobbes benadrukt dat wetten onvermijdelijk waren om de samenleving te beheersen met de komst van landbouw. Volgens Hobbes is de ongelijkheid die begon met verstedelijking, de prijs van beschaving. Dat is ook de mening van hedendaagse sociale wetenschappers.

David Wengrow en David Graeber hebben het idee echter ontkracht met hun boek The Dawn of Everything (Allen Lane, 2022). Het duo, een archeoloog en een antropoloog, heeft de eeuwenlange mythe beëindigd met hun bevindingen uit onze prehistorische beschavingen die hebben geleefd in Mesopotamië, het Zwarte Zee-bekken, de Indus-vallei, Oekraïne en de continenten Amerika.

De overgang van jager-verzamelaars naar landbouw was niet onvermijdelijk, en zowel jager-verzamelaars als landbouwgemeenschappen hebben in sommige gemeenschappen ongelijkheid en hiërarchie, terwijl in anderen verschillende gemeenschappen op basis van gelijkheid zijn gevormd.

In Mexico gingen de inwoners van Teotihuacan – een van de grootste steden van die tijd – van een hiërarchische structuur naar een egalitaire samenleving tussen de eerste en zevende eeuw, een tijdperk waarin grote tempels en paleizen werden verlaten. Conclusie: Noch Rousseaus noch Hobbes’ sprookjes.

Onze geschiedenis heeft, naast de stereotiepe jager-verzamelaars en landbouwsamenlevingen, verschillende levensstijlen gekend. Sommigen waren egalitair, anderen het tegenovergestelde. Sommige samenlevingen zijn na de overgang van jager-verzamelaars naar landbouw teruggekeerd, terwijl andere beide systemen seizoensgebonden hebben gehandhaafd in verschillende sociale structuren. In tegenstelling tot ons grote verhaal waren er in het verleden verschillende werelden mogelijk. Waarom niet vandaag? Alles hangt af van hoe we onze verhalen schrijven en levend houden.

De ingenieur van onze consumentengeesten

Toen ik leerde wat de grootste verhalenverteller van onze recente geschiedenis had gedaan, was ik net zo geschokt als toen ik voor het eerst hoorde van de vreselijke dingen die Hitler, Stalin en Mao hadden gedaan. 

Ik heb het over Edward Bernays (1891-1995), de grondlegger van het vak public relations. 

Bernays was meester in de manipulatie van onze onderbewuste verlangens en angsten om de massa te controleren. Onder degenen die hebben samengewerkt met Bernays, die 106 jaar oud was en ook een neef van Sigmund 

Peter Paul Rubens, De gevolgen van de oorlog (1639)

Freud, zijn acht Amerikaanse presidenten, waaronder Dwight D. Eisenhower, John F. Kennedy, Lyndon B. Johnson, zakenmannen Thomas Edison, Henry Ford, tenor Enrico Caruso, Tsjechoslowaakse politicus Jan Masaryk, balletdanser Vaslav Nijinsky, filmproducent Samuel Goldwyn, Eleanor Roosevelt, het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken en Handel.

Bernays, bekend als “de ingenieur van onze consumentenbreinen”, wist niet alleen de Amerikaanse bevolking ervan te overtuigen de Eerste Wereldoorlog te steunen, maar slaagde er ook in om ham tot het nationale ontbijt van het land te maken. 

Hij werkte voor tabaksbedrijven en wist de tabaksmarkt in één klap te verdubbelen door vrouwen te provoceren in naam van vrijheid, zelfs in meer liberale steden als New York waar het roken voor vrouwen verboden was.

Onze verslaving aan de consumptiepathologie die de opwarming van de aarde triggert, is het werk van degenen die in zijn voetsporen treden. Hitlers propagandaminister Goebbels was een van Bernays’ discipelen. Anders zou het onmogelijk zijn geweest om Duitse Joden zo snel te marginaliseren in de samenleving.

Het probleem is dat we niet in staat zijn om de verhalen te bevragen die ons maken wie we zijn en al eeuwenlang onze gedachten, overtuigingen en cultuur vormgeven.

We tonen nog steeds respect aan Descartes met zijn woorden “Cogito ergo sum” (Ik denk, dus ik ben), hoewel hij daarmee dieren classificeerde als zielloos, gevoelloos en zei dat “dieren geen pijn voelen”. Met zijn sprookje opende hij de weg voor alle experimenten op dieren.

"Three Little Birds"

Onze soort heeft zich over de wereld verspreid, gepaard met de Denisova- en Neanderthaler-soorten, de genenpool verrijkt, maar toen zij en de Floresiensis uitstierven en we alleen overbleven, kenden we onze plaats niet. 

We verklaarden onszelf in onze heilige boeken tot de meest nobele van alle wezens…

We konden onze snelheid niet inhouden, konden onze grenzeloze nieuwsgierigheid niet beteugelen – vooral na de Verlichting, toen religieuze remmen werden opgeheven – en we overdreven de kracht van ons verstand, waardoor we in een toestand van “na mij de zondvloed” raakten. Echter, in vergelijking met andere levende wezens is onze soort in historisch opzicht nog niet eens in de kruipfase. In onze korte evolutionaire periode is onze levenservaring bijna nul.

We zeilen in gevaarlijke wateren, worstelend met klimaatverandering, nucleaire wapens, en nu ook met de angst voor kunstmatige algemene intelligentie die over ons zal heersen. Was het echt nodig dat Einstein de Amerikaanse president overhaalde om “de atoombom te maken “vóór Hitler”? De Duitsers hadden de oorlog al verloren. De VS brachten het einde van de wereld dichterbij door de atoombom te gebruiken op Hiroshima en Nagasaki om Japan niet te delen met de Sovjets. Was het dat waard?

Onze afstand tot Orhan Veli’s gedicht “Geen atoombom / Geen Londense conferentie / Een spiegel in de ene hand / Een pincet in de andere / Geeft ze om de wereld!” moet te wijten zijn aan het feit dat tegenwoordig iedereen achter een bom aanloopt. Hoewel ze allemaal vernietigd kunnen worden met internationale verdragen, weegt onze mythe over de onvermijdelijkheid van oorlog nog steeds zwaar. Laten we die zeer schadelijke kruipfase eens achter ons laten, maar laten we eerst vertragen.

Grijze gebieden tussen wetenschap en mythe 

Laten we eerst nadenken voordat we onze uitvindingen, waar we achteraan slepen, tot leven brengen en overhaast op weg zetten. Laten we een ethiek van het leven vormen zonder ons over te geven aan onze nieuwsgierigheid, aan ons verstand. Laten we de vraag “Wat kan ik doen?” overwegen samen met de zorg “Zal ik daar schade mee aanrichten?”. 

Toen ik een gesprek had met een van mijn beste vrienden die een tijdje in de Provence in Frankrijk woonde, spraken we over de vraag “Wat zou het minst schadelijke beroep kunnen zijn”. Hij lachte toen ik brandweerman zei. Hij vertelde over een brandweerman die net was opgepakt voor brandstichting, uit op het doven van branden en een heldenstatus.

Onze geschiedenis heeft verschillende levensstijlen gekend. Sommige egalitair, sommige het tegenovergestelde. Tegen onze grote mythe in waren verschillende werelden mogelijk in het verleden. Waarom niet vandaag?

We kunnen niet stil blijven staan. Onlangs keek ik met bewondering naar een kameel die er rustig bij stond in de dierentuin van Londen (ondanks zijn gevangenschap), terwijl ik bij thuiskomst in gedachten op een rijtje zette wat ik ging schrijven. 

Ontspan! 

Hoewel het een stadslegende is dat Edison, de uitvinder van de gloeilamp, zei dat mensen met twee uur slaap per dag efficiënter kunnen zijn, zitten we in een beschaving waar vooral jonge mensen veel dingen tegelijk kunnen doen, waar mensen hun geestelijke gezondheid verliezen omdat ze niet aan alles kunnen voldoen. 

Hoe ver kunnen we volgen?

Het zou goed zijn om ook kort in te gaan op het postmodernisme, dat zich al ongeveer een halve eeuw over onze wereld verspreidt. Die mythe, verspreid door Franse intellectuelen, maakt bijna overal machtsanalyses en wordt uiteindelijk zelf een soort denkmacht, vooral op universiteiten, terwijl degenen die het verdedigen hun eigen taal niet kunnen begrijpen. 

In mijn verhaal is er ook geen plaats voor hen. 

We kunnen niet voorbijgaan aan Thomas Kuhn, die ons in zijn boek The Structure of Scientific Revolutions  attent maakte op het grijze gebied tussen wetenschap en mythe. 

Kuhns bijdrage is om te laten zien hoe onze mythes in de wetenschap veranderen, hoe de ene plaats maakt voor de andere in zeer korte tijd. Bijvoorbeeld: het idee van Ptolemaeus dat de zon om de aarde draait, werd 1600 jaar lang geaccepteerd, maar in de 17e eeuw accepteerden we bijna onmiddellijk het tegenovergestelde met de Copernicaanse Revolutie, ondersteund door Galileo. We veranderden bijna onmiddellijk onze bril.

Jij, nieuwsgierige mens!

Als het onderwerp het universum is, dan is onze grootste mythe ons begin:

De Big Bang! Wat was er eerst? Laten we daar niet op ingaan en ook niet op parallelle universums. We weten immers niet wat donkere energie (68%) en donkere materie (27%), die samen 95% van het universum uitmaken, zijn, en we onderhouden onze mythe van het ordenen van het universum met de overige 5%. 

Laten we daar even bij stilstaan. De fysicus Güneç Kıyak, van wie ik elk artikel op T24 met spanning afwacht, is op zoek naar een andere grote mythe: “Als dit mysterie van de verloren antimaterie wordt opgelost, moet ons verhaal van het universum misschien  opnieuw worden geschreven.”

We kunnen onze ongebreidelde nieuwsgierigheid niet beteugelen. Nu hebben we de James Webb-telescoop gelanceerd, op weg naar de oneindigheid van de ruimte, zonder te weten wat we zoeken, wat we zullen tegenkomen, en misschien zullen we spijt hebben van de gevolgen!

Laten we eens kiezen om te vertragen!

Veel gestelde vragen

Accordion Tab

Geef hier een klein woordje uitleg …

Gerelateerde artikels

Lees meer inzichten in onze gerelateerde artikels … (of iets dergelijk)